Veelgestelde vragen
Hieronder vind je de veelgestelde vragen. Is jouw vraag nog niet beantwoord? Twijfel dan niet om contact op te nemen.
Neem contact op
Brandblussers
Met onze PFAS-vrije schuimblussers mét milieukeur voldoe je aan de nieuwe PFAS-wetgeving. We helpen je graag deze transitie met succes te doorlopen. Bekijk onze pagina over de PFAS-wetgeving voor meer informatie.
Het milieukeur op blustoestellen betekent dat deze aanmerkelijk minder milieubelastend zijn dan soortgelijke andere blustoestellen. Er worden eisen gesteld aan het gebruik van stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Zo mogen in het blusmiddel geen stoffen toegepast worden die volgens de Europese regels geclassificeerd zijn als (zeer) toxisch, schadelijk, bijtend, corrosief of sensibiliserend. Daarnaast worden eisen gesteld aan de functionele kwaliteit en de productinformatie. Indien het blustoestel voldoet aan de eisen mag het keurmerk worden aangebracht op het blustoestel.
Jaarlijks dient er controle van en onderhoud aan kleine blusmiddelen plaats te vinden. Goed onderhoud van blustoestellen is werk voor professionals. Zij moeten de producten die ze moeten controleren en onderhouden door en door kennen, op de hoogte zijn van hun werking, en weten welke controle- onderhoudsaspecten van vitaal belang zijn voor een goede werking. Het onderhoud moeten gebeuren conform de instructie zoals vastgelegd in de NBN S21-050. Hierin is bepaald dat onderhoud aan kleine blusmiddelen jaarlijks plaats moet vinden
De bluscapaciteit van een blustoestel is afhankelijk van de kwaliteit van het toestel, alsmede de hoeveelheid en soort blusmiddel. De bluscapaciteit wordt in een getal (rating) aangegeven en staat op het toestel vermeld. Deze rating wordt bepaald door het blustoestel te onderwerpen aan zogenaamde genormeerde branden. Het toestel wordt goedgekeurd indien de hiervoor vereiste rating wordt gehaald. Op het bedieningsetiket ook wel transfer, kunt u de behaalde rating terugvinden.
Blustoestellen moeten in het gebouw zodanig worden geplaatst dat bij een calamiteit het blustoestel zo snel mogelijk kan worden ingezet. Blustoestellen moeten zichtbaar en bereikbaar zijn. In de praktijk betekent dit dikwijls dat de locatie van het blustoestel met een pictogram wordt aangeduid.
Brandslanghaspels
Onbeperkt. Echter volgens de EN 671-3 worden om de 5 jaar de slangen beproefd op de maximale werkdruk (10-16 bar), afhankelijk van de productienorm. Wanneer een haspel is ingebouwd in een kast, dan wordt het geheel als een systeem beschouwd. Dit houdt onder meer in dat wanneer een deur van een haspelkast een belemmering vormt voor het uitlopen van een slang, het geheel wordt afgekeurd.
Brandslanghaspels moeten voldoen aan de norm EN 671-1.
- een slang van maximaal 30 meter mogen hebben
- een waterdruk (statische druk) moeten hebben van tenminste 100 kPa
- een wateropbrengst (capaciteit) moeten hebben van ten minste 1,3 kubieke meter per uur (m3/h). Hierbij wordt uitgegaan van het gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels die zijn aangesloten op dezelfde drinkwatervoorziening.
- Heeft u hierover vragen neem dan contact op met Smeba-Fire.
Pictogrammen
Ja dat is verplicht.
Wetgeving Pictogram –Codex III
De locatie van blustoestellen moet worden gemarkeerd volgens de Codex III. Indien nodig moet de locatie van het blustoestel met aanvullende borden worden aangegeven (pictogram in combinatie met een pijl voor de richting. De gebruiker moet een overzicht (bij voorkeur in de vorm van een plattegrond) bijhouden waarin type, aantal en locatie van de blusmiddelen zijn opgenomen.
Droge stijgleidingen
Noodverlichting
Ja, de controle van noodverlichting is verplicht.
Niet alleen bij steekproeven door de brandweer kunt u met gebrekkige noodverlichting problemen krijgen, ook bij calamiteiten zal achteraf gekeken worden of u aan uw zorgplicht heeft voldaan.
Volgens de normen van de EN1010 en de EN1838 moeten vluchtwegen met minimaal 1 lux verlicht worden en bij stroomuitval moet dit een uur gegarandeerd zijn. Accu’s verliezen naar verloop van tijd hun capaciteit, zodat de maximale levensduur op 4 jaar gesteld is. Na 4 jaar zal de accu nog wel werken, maar nooit lang genoeg met voldoende lichtopbrengst.
Alleen door de accu in het vijfde jaar te vervangen voldoet u dus aan de regels.
Als de lamp een jaar lang continu brandt, zit deze dicht tegen de maximale levensduur. Het is dan vrijwel zeker dat de lamp op korte termijn alsnog defect raakt, zodat er een onveilige situatie ontstaat. Dit is alleen van toepassing op de vluchtweg aanduiding, die continu brandt.
Noodverlichting: veilig en verstandig In geval van nood, moet iedereen uw gebouw snel en veilig kunnen verlaten.
Dat lijkt simpel maar bij calamiteiten vallen nog altijd onnodig veel slachtoffers doordat de nooduitgangen niet tijdig bereikt worden. Wat bij daglicht een makkelijke route lijkt, wordt bij stroomuitval of rookontwikkeling een onneembare weg, zeker voor bezoekers van uw gebouw.
Noodverlichting in een gebouw moet periodiek gecontroleerd worden, steeds vaker worden bedrijven en instellingen beboet omdat de noodverlichting niet in orde is, bij calamiteiten wordt meer en meer gekeken of u wel aan uw verplichtingen heeft voldaan.
Wet en regelgeving Het bouwbesluit samen met de gemeentelijke bouwverordening bepaalt hoe de noodverlichting in uw gebouw geregeld moet zijn. De bouwverordening eist bovendien jaarlijks onderhoud, dit is ook in de ARBO wet verplicht gesteld.
Onze medewerkers hebben de kennis en het gereedschap om uw noodverlichting aan te leggen en jaarlijks te controleren.
Het principiële verschil tussen deze systemen is dat bij decentraal gevoede noodverlichting, de batterij voor de noodvoeding in de armatuur zelf is geplaatst. Bij centrale noodverlichting staat de noodvoeding ergens in het gebouw centraal opgesteld. Bij de keuze tussen centraal en decentraal speelt o.a. mee: omvang van de installatie, onderhoud, centrale controlemogelijkheden, installatie in nieuwbouw dan wel bestaande bouw en mogelijke uitbreiding in de toekomst. Binnen het MKB komt men voornamelijk decentrale noodverlichting tegen. Voor beide soorten noodverlichting kan Smeba Brandbeveiliging u van dienst zijn.
Bij het jaarlijks onderhoud vinden de volgende hoofdactiviteiten plaats:
- Inspectie van de functionaliteit. Hierbij vindt een visuele inspectie plaats op beschadigingen, vervuiling en veroudering. Waar nodig wordt dit gecorrigeerd. Ook wordt het pictogram gecontroleerd.
- Testen van de functionaliteit. Hierbij wordt gecontroleerd of de lamp en het armatuur technisch nog goed functioneren en in werking treden bij spanningsuitval.
- Testen van autonomie van de accu. Er vindt een controle plaats of het armatuur nog een autonomie behaalt van 1 uur door het spanningsloos maken van de installatie.
Naar aanleiding van de bevindingen, zullen reparaties plaatsvinden. Ook vervangen we altijd preventief de tl-buis van permanent brandende noodverlichting. Bij het jaarlijks onderhoud vindt er altijd een check plaats of er geen wijzigingen hebben plaatsgevonden binnen het gebouw die een aanpassing van de noodverlichtingsinstallatie noodzakelijk maken. Let wel: dit is geen volledige controle van de noodverlichtingsinstallatie, dit is specialistenwerk en kan apart worden verzorgd. De resultaten van het onderhoud en aanbevelingen worden vastgelegd in een onderhoudsrapport en per armatuur vastgelegd in een logboek. Bovendien wordt ieder armatuur voorzien van een onderhoudsetiket.
Het jaarlijks onderhoud wordt uitgevoerd door Smeba Brandbeveiliging conform de Europese norm EN 50172 en de ISSO publicatie 79.